Rechten van minderjarigen weeskinderen 

laatste wijziging: 30-11-2019

In het Landrecht zijn de rechten vastgelegd van minderjarige kinderen, waarvan de ouders komen te overlijden. In dit soort omstandigheden worden mombers (voogden) benoemd.  Van vaders- en moederskant worden er twee aangesteld uit de kring van naaste verwanten. Eén ervan is de hoofdmomber, hij moet een eed afleggen tegenover de schulte. Het is zijn taak de boekhouding voor de pupillen van de overleden ouders te voeren en hij moet met een jaarrekening bij de schulte verantwoording afleggen. Deze regeling voor wezen geldt tot hun 25e jaar, behalve als ze eerder gaan trouwen, dan wordt de hoofdmomber van zijn verplichtingen ontslagen. Bij de instelling van het momberschap wordt een inventaris opgemaakt van de bezittingen. Van het vastgoed, van het vee, de werktuigen en van alle huisraad wordt aangegeven welk gedeelte de weeskinderen toekomt. Ook wordt de verzorging van de weeskinderen geregeld en bij wie ze in huis zullen wonen. Als voorbeeld geldt de volgende situatie van omstreeks 1800.

Beeld van een boerenbezitting, vaste goederen en inboedel

Door het overlijden van Jan Harms en Lammechien Theis Bebinge blijven in 1795 hun twee kinderen Harm - in het zevende jaar - en Jacobje - in het vierde jaar - als wezen achter. Op 5 december van dat jaar worden de mombers aangesteld. De bezittingen waarop de kinderen recht hebben, worden geïnventariseerd. De grootmoeder van de kinderen van moeders kant is Leentien Hendriks, zij is de weduwe van Theis Bebinge. Deze grootmoeder leeft nog en zij zal voor de twee kinderen zorgen, totdat ze overlijdt. Bij de inventarisatie zijn de volgende zaken in rubrieken vastgelegd:

1. Aandeel in de Vaste Goederen.
De (klein)kinderen Harm en Jacobje hebben (in 1795) recht op 1/14e deel van een volle boerenplaats in Zeyen, groot ongeveer 40 mudden land, met de daarbij behorende hooy-, bouw- en weidelanden, veenen en waardelen zo door de grootmoeder Leentien Hendriks wordt bewoond en gebruikt.

2. Aandeel in de Tilbare (roerende) Goederen.
De kinderen hebben recht op 1/14 e deel van het volgende:
- 10 paarden, waarvan twee veulens, 28 beesten (koeien) jong en oud, 165 schapen, 7 varkens, 5 wagens, 17 à 18 hoenders, 5 eegden (eggen), 2 ploegen, 2 koornwagens.
Ongeveer 80 mudden koorn, zo rogge als boekweite ten dage van ’t overlijden van de grootvader Theis Bebinge, den 19-e juni 1794 op wortel gestaan.
- Verder 5 paardekribben, 2 haxelbakken (voor fijngehakt stro of hooi), 2 wannen (door schudden graan zuiveren), 4 schoffels, 6 vorken, 3 span touwtuig (voor de paarden), 4 braeken (werktuig om vlasstengels mee te breken) waaronder een slijpbraek (speciale uitvoering). Vervolgens 2 troggen, 8 vlegels (dorsen van koren), 2 schaapreepen (ruiven), 14 à 15 schaaphekken, 2 balkenladders, 4 gaffels, 6 zwaaien met de boomen (zeis), 2 hooiharken, 6 vijlen, 2 uurklokken.
- Ook 4 kasten, 1 kist, 2 karns (vat of ton voor de boterbereiding), 5 melktijnen (?), 5 platte vaaten, 6 emmers, 5 tafels, 17 à 18 stoelen, 4 banken, 40 steenen schotels groot en klein, 2 pullen, 2 spiegels, 6 tinnen koppen, 2 tinnen kommen, 20 tinnen lepels, 3 spinwielen, 2 haspels, 1 krone (kaarsverlichting), 6 ijseren potten, 2 haardketten, 1 pankoekpan, 2 hangijzers, 2 asschoppen, 3 tangen, drie koperen koffyketels, 2 koffyblikken, 1 tinnen theepot, 1 tinnen koffypot, 3 koperen schotelketels, 2 tinnen boterklippen (botervloot), een rikje met 10 steenen tellers (schoteltjes), 2 dozijn koffiegoed (-gerei), 6 bedden met derselver toebehoor, 2 koffiemeulens, 6 paar beddegordijnen, 2 schoorsteenkleeden, 1 schuifkaar (?), 2 tinnen kandelaars, 4 stoovens, 1 handbijle, 2 à 3 booren.

3. Uitschulden welke voor 1/14 deel ten laste van de minderjarige kinderen komen bedragen een lening van 600 gulden en 45 ½ mudden rogge en 1 spint (ten tijde van het overlijden van de grootvader). 

4. Aandeel in de Tilbare goederen van de kant van de andere grootmoeder.
Hierop hebben de kleinkinderen recht voor 1/10 e deel. Genoemd worden een uurklok, een bedde met toebehoren, een paar gordijnen, 2 kasten, 4 stoelen, 2 tafels, 2 yseren potten, een koffieketel, een koffieblik, eenig koffiegoed, een koffiemeule, een hangijzer, een spinwiel, een haspel, 2 tinnen koppen, een lepelbred met 5 à 6 lange lepels, 1 tinnen pulle.

5. Lijvestoebehooren en verdere goederen, die de ouders van de kinderen hebben nagelaten omvatten:
- Een kabinet, 2 tinnen koppen met 4 lepels, een tinnen theepot, ½ dozijn porcelein, ½ dozijn handbakken steengoed, 3 stenen kommetjes, 2 bruine theepotjes, 1 koffymeule, 1 bedde met toebehoren, een paar gordijnen.
- Een bruine rok, een zwart kamizool (vest voor mannen met lange mouwen), een zwart lakense (wollen) broek, 8 mans hemden, 8 vrouws hemden, 8 lakens, 4 paar kussentogten (-slopen), 5 ellen linnen, 9 buisjes (vrouwenjak), 2 jekjes.
5 vijfschaften (dikke wollen) rokken, een zwartstreepte greinen rok, 2 perkae(m)en (fijn katoen) rokken, voerlaken rokken (stof van vlas en wol), 4 blauwe voorschoten, 2 zwartgrijze, 2 strojen hoeden, 2 paar witte mouwetjes, 2 roodbonte doeken, drie doeken waarvan 2 zwartgestreepte, 1 zwart en rood zijden doek, 2 bonte ondersten (vierkante doeken borst-en rug bedekkend), 1 ra?lijf, 5 hullen (soort muts), 10 kleine ondermutsjes, 13 bovenmutsjes.

6. Uitschulden, geheel ten laste van de pupillen: de doodskosten van der selve overledene ouders bedragen 50 gulden, zoals deze door de pupillen grootmoeder Leentien Hindriks zijn betaald.

De kleinkinderen zullen tot hun 18e jaar bij hun grootmoeder Leentien in huis wonen en zij zal voor voeding en kleding zorgen. Belangrijk is ook een deugdzame opvoeding. De kinderen zullen behoorlijk onderwijs volgen in lezen en schrijven. De grootmoeder heeft het recht van de kleinkinderen zaken zoals huisraad en kleding over te nemen die hun overleden ouders hebben nagelaten. Alles is nauwkeurig beschreven, ook de verplichtingen van de andere mombers. Wel is er een ontbindende bepaling opgenomen, die de afspraken  buiten werking stelt als de grootmoeder eerder komt te overlijden dan dat de kleinkinderen 18 jaar zijn. De mombers en andere met name genoemde ooms moeten dan in goed overleg tot een nieuwe regeling komen.

In 1801 komt grootmoeder Leentje te overlijden en daarna komt “eindelijk na lange discussie” tussen mombers en ooms een vervolgregeling tot stand, waarbij in hoofdlijn de regeling van 1795 gerespecteerd wordt.

Door het overlijden van de grootmoeder komt de kleinkinderen nu 1/7 deel toe van de geheele nalatenschap van de grootouders van moeders kant Theis Bebinge en Leentje Hendriks en tevens 1/14 deel van de Tilbare goederen die dan wordt gewaardeerd op een vast bedrag van 200 gulden van zowel grootvader als grootmoeder elk. De ooms staan samen garant voor de uitvoering van het nieuwe contract. Uit de vaste goederen zullen de kleinkinderen jaarlijks 2 ½ mudde rogge genieten, de ooms zelf houden 3 ½ mudde. Ook is vastgelegd, dat het meisje van haar grootmoeder zal krijgen de Bijbel met de zilveren krappen (sloten)

De opgemaakte akte is in aanwezigheid van de pupillen op 29 october 1801 ondertekend door de schulte J. Homan van Vries en door:
Hendrik Theis Bebingh, Teunijs Bebingh, Lucas Bebingh, Jacob Bebingh, Jan Bebingh.
Harm Kremer, Hendrik Hoving, Geert Hendriks en Geert Lucas.

Bron: Drents Archief, Schultearchief Vries, inventarisnummer 244, fische 14

De betreffende familie heeft gewoond in de - in 1935 afgebrande - boerderij aan de Oude Norgerweg 1x in Zeijen »




Reageren

De inhoud van deze pagina is zeer zorgvuldig samengesteld. Des ondanks kan het fouten of onvolkomenheden bevatten...
Uw reactie kunnen wij gebruiken om de informatie op de website te verbeteren! Alvast bedankt voor de moeite.
Stuur uw vraag, opmerking, verbetering of een nieuwe foto('s) naar historie@zeijen.nu of gebruik dit formulier: