Zeijerveld, een investering van honderd jaar geleden

laatste wijziging: 11-02-2016

Ongeveer 100 jaar geleden werd de ontginning van ruim 600 ha woeste grond op Zeijerveld afgerond. Opdrachtgever was de heer J.T. Cremer uit Santpoort, rijk geworden met de handel in Nederlands-Indië en voormalig minister van Koloniën (zie boek Zeijerveld 2007, uitgave Stichting Oud Vries). Hij gaf de toenmalige Heidemij opdracht om de haalbaarheid van dit project te onderzoeken.

Honderd jaar later leek het mij interessant om eens een studie te maken van de financiën van deze ontginning. Een volledig, gedetailleerd overzicht is niet te maken, omdat m.n. de financiële details niet in het openbare dossier van de Heidemij in het Gelders Archief zijn.Wel kan met enige aannames globaal een overzicht worden gemaakt. Vooral het boek “Het Zeyerveld” geschreven door K. Dilling uit 1915 geeft hier aanknopingspunten voor.
Geen inzicht wordt verkregen over de “vergoeding” die de Heidemij heeft gekregen voor de “begeleiding” van de gehele ontginning “Het Zeyerveld”. Kennelijk gebeurde dit gehele project vanaf 1907 tot ongeveer 1922 “in regie” en werd er betaald op declaratie basis. Dilling geeft in zijn overzicht wel “arbeidskosten” op zonder nadere specificatie. Ook is niet bekend welk honorarium de rentmeesters hebben ontvangen.

Begin 1907 heeft de Heidemij een advies uitgebracht m.n. over de ontginningskosten en een mogelijke prijs van f.70 per ha voor de aankoop. In genoemd rapport met vele aannames zou zelfs een prijs van f.175 nog rendabel zijn. Met deze gunstige prognose besloot Cremer om het project te starten.

Aankoop

Op 19 november 1907 heeft Cremer makelaar Schouten uit Utrecht gemachtigd om de heidegronden op het Zeijerveld te kopen.

Uit de notariële akten van 6 januari 1908 is duidelijk dat de aankoop uit 2 gedeelten bestond.
Eerste deel is een aankoop van 604 ha 37,44 voor totaal f. 53.907,80 en een tweede akte voor 7 ha 24,60 voor een bedrag van f. 1996,56. Deze laatste percelen waren o.a. door vererving etc. door het kadaster nog niet ten name van de juiste personen gesteld. Totaal dus 611 ha 62,04 voor een f. 55.904,36. Per ha een bedrag van f. 91,50. (In de planvorming voor de ontginning gaat de Heidemij uit van 607 ha 07 . Dit kan verklaard worden door het al of niet meetellen van de bosjes met eikenhakhout en heide in het noord westen.) In de akten worden geen afzonderlijke prijzen per kavel genoemd.
De verkoop akten zijn opgesteld door notaris Engbert Posthuma uit Vries en de ondertekening gebeurde in het café van Evert Heukers in Zeijen. De kosten van deze akten zijn voor de verkopers, legeskosten voor koper de heer Cremer. Onbekend is welke vergoeding de makelaar Barend Schouten uit Utrecht heeft ontvangen. Tevens is niet duidelijk of de kastelein Heukers uit Zeijen een percentage van het koopbedrag heeft gekregen om ruim 80 volmachten van de eigenaren te krijgen om de overdracht mogelijk te maken.
De eigenaren waren meest bewoners van Zeijen (oud markegenoten of erven) maar ook de gebroeders Ten Oever uit Assen hadden ruim 120 ha in bezit. Teven families uit Norg (Pelinck) en dominee Klimp uit Peest verkochten, ook met volmacht, vele hectares.

In 1913 volgt uit een briefwisseling tussen Heidemij en dhr. Cremer, dat de laatste zich zorgen maakt over de totale kosten en het rendement van zijn investeringen.

Citaat

"Santpoort 20 mei 1913
Bij de afsluiting van mijn rekening blijkt mij dat ik voor Zeyerveld tot nu toe heb uitgegeven, in ronde cijfers, f. 483.000, incl. rente van 3,5% per jaar over de uitgestorte gelden welke rente verminderd is met het tot nu toe ontvangen pachten.
Wanneer ik nu aanneem dat er nog te bouwen en te verrekenen zijn, inclusief de Hoeven Oud-veen en de Hoek, een negental boerderijen, met de daarbij behoorende arbeiderswoningen, varkensstallen enz. dan geloof ik niet ver mis te berekenen, wanneer ik daarvoor reken op circa f. 100.000.
Ik nader dus reeds nu de f. 1000 per H.A (gebouwen incluis).
Het zou mij daarom bijzonder aangenaam zijn, wanneer ik een zoojuist mogelijke begroting zou mogen ontvangen van het geld dat voor de verdere ontginning noodig wordt geacht.
Het komt mij toch voor dat bij het vaststellen der pachtsommen het verhuurde gedeelte nauwelijks rekening is gehouden met het bedrag waarop de ontginning komt te staan, wil het althans blijken dat eene ontginning als deze uit zuiver economisch oogpunt rendabel is.

Hoogachtend, uw dienstv.
                                                 J.T.Cremer"

Cremer haalt hier gelijk een moeilijk punt aan, nl. dat de Heidemij de uitgaven en ramingen goed kan maken. De inkomsten uit pacht en verkoop van opbrengsten van nog niet verpacht land dat door de rentmeester werd beheerd is veel moeilijker. Een goede totaal overzicht van uitgaven en inkomsten was dus niet door de Heidemij te maken. Kennelijk een van de wrijfpunten tussen de heren Roëll, rentmeester van Zeijerveld en schoonzoon van Cremer en Dilling als hoofdopzichter Heidemij.

In het boek “Het Zeyerveld” van K. Dilling, uitgave 1915, geeft de auteur op blz. 63 een overzicht van (enkele) uitgaven.


Opgeteld per post geeft dit overzicht het volgende:

Totale uitgaven over de jaren 1908 tot en met 1915

1 Plantsoenen f. 5.613
2 Arbeidslonen - 188.758
3 Ploegen en ander paardewerk - 26.301
4 Kunstmeststoffen - 206.606
5 Zaaizaden - 22.183
6 Pootaardappelen - 13.947
Subtotaal   - 406.408
  Boerderijen en arbeiderswoningen, bruggen, etc. - 240.000
Subtotaal   - 706.000
  Aankoop jan. 1908 - 55.904
Totaal   f. 761.912


Opvallend is de grote post voor (kunst)meststoffen. Dit duidt er ook al op dat de vruchtbaarheid van de pas ontgonnen gronden niet al te hoog was. Onduidelijk is of hierin de aankoop van de grote hoeveelheden compost ook is meegenomen.
Het totale bedrag van ca. f. 762.000 is aanzienlijk hoger, n.l. f. 179.000, dan de raming van Cremer in mei 1913. Onduidelijk is nogmaals of alle kosten door Dilling zijn meegenomen zoals o.a. de kosten van de Heidemij voor begeleiding en toezicht. Ook is niet nader gespecificeerd de totale kosten voor de aanleg van de infrastructuur (kanalen, bruggen, sloten etc.) Een schatting kan men maken uit het bedrag van f. 240.000 met de volgende aannames:
- arbeiderswoningen                      f. 40.000
- boerderijen 15 stuks á f. 9.000    - 135.000
Totaal                                              f. 175.000

Voor de infrastructuur rest dan een bedrag van f. 65.000.

De laatste boerderij op Zeijerveld die gereed kwam in 1915 was de Cremerhoeve. Deze boerderij is denk ik 10% duurder dan de raming in het overzicht (groter en luxere bouw) en gesteld op f. 10.000 en is hiermee even duur als de school in Zeijen van 1909.

De investeringen tot en met 1915 zijn voor de 611 ha. omgerekend ca. f. 1250 per ha. Dit is 25% meer dan het bedrag van f. 1000 dat Cremer in mei 1913 al zorgelijk vond.
Indien men ook nog 3,5% rente per jaar over dit kapitaal hieraan toevoegt, zoals Cremer wel
deed, dan komt men op een bedrag van ca. f. 862.000, omgerekend per ha. f. 1410.
De ontginning is afgerond in 1918/19. Door de gevolgen van de WO1, prijsstijgingen, schaarste van personeel (mobilisatie) en paarden, zal het totale project Zeijerveld toen ca. f. 1.000.000 hebben gekost.
Omgerekend een bedrag van f. 1638 per ha, duidelijk meer dan de verwachting.
Als men dit bedrag omrekent naar de hedendaagse Euro dan is deze één miljoen (1915) nu een bedrag van € 9.000.000 waard. (of f. 20.000.000)
Heden ten dage zijn (grote) overschrijdingen bij investeringen, denk aan de Betuwelijn en de HSL, vrij normaal maar 100 jaar geleden gebeurde dit dus ook. De vrees van Cremer in zijn brief van 1913 werd dus waarheid.
Grote bedragen voor nu, maar zeker gezien in de tijd van een eeuw geleden.
In 1920 werden reeds enkele boerderijen met bijbehorende gronden verkocht. In 1961 verkopen de “erven Cremer” de laatste bezittingen op Zeijerveld.

Noot

De rijkdom van dhr. Cremer blijkt ook uit het feit dat hij omstreeks 1900 een groot landgoed koopt ten zuiden van Haarlem in de duinen bij Santpoort, Duin en Kruitberg, in oppervlakte minstens hetzelfde als Zeijerveld. In 1907 laat hij hier het grootste woonhuis van Nederland bouwen, momenteel een 4-sterren hotel. Deze super villa is zo groot dat in de winter de verwarming een groot probleem was en men noodgedwongen het koetshuis, na verbouwing, als woonruimte ging gebruiken. Dit kreeg de naam Nova Zembla. Ook dit landgoed werd in 1961 verkocht en is nu onderdeel van het natuurgebied de Kennemer duinen.

Marchienus Emmens

1900 2010

 

Aanvulling:




Reageren

De inhoud van deze pagina is zeer zorgvuldig samengesteld. Des ondanks kan het fouten of onvolkomenheden bevatten...
Uw reactie kunnen wij gebruiken om de informatie op de website te verbeteren! Alvast bedankt voor de moeite.
Stuur uw vraag, opmerking, verbetering of een nieuwe foto('s) naar historie@zeijen.nu of gebruik dit formulier: